vrijdag 7 oktober 2011

WET van 31 juli 1930

1940: Toen alle huizen aan onze kant van de Stationsstraat nog voortuinen hadden.
Bron: Studio Domeinzicht
Een lang verhaal is deze week ingekort tot een besluit van de gemeente. Die verschuilt zich achter artikel 4 van de Wegenwet van 1930. Daarmee is wat de gemeente betreft de kous afgedaan en wat ons betreft óók. Voor het symbolische bedrag van € 11,34 per m2 gaan wij nog geen centimeter officieel verkopen.
Dat betekent niet dat er geen voortuin komt, daarover hadden we al eerder overeenstemming met de gemeente bereikt. Over de volle breedte van ons huis wordt een strook van onze eigen grond omgetoverd tot voortuin, de rest van onze eigen vierkante meters blijven dan in gebruik als openbare ruimte. Voor de onschuldige voorbijganger lijkt het gemeentegrond, op papier - en kadastraal - is het ons eigendom.
Volgens dezelfde wegenwet als hierboven genoemd, kan de gemeente het gebruiksrecht weer verliezen als wij er een jaar lang voor zorgen dat aan voorbijgangers kenbaar gemaakt wordt dat het om eigen weg of eigen grond gaat. Maar dat laten we dan maar liever aan de volgende bewoners over!

De tuin wordt binnenkort aangelegd, het houtwerk is rondom opgeknapt. Dat betekent dat het tijd wordt voor nieuwe foto's, een krachtige reclame-actie om ons huis aan de (nieuwe) man te brengen en een andere verkoopprijs. Binnen afzienbare tijd doen wij een mooi aanbod, maar iemand die al eerder met een redelijk bod komt, is natuurlijk van harte welkom!

Wij gaan binnenkort verhuizen. Meer hierover op Lievendag's WeBlog

Hieronder de wettekst zoals hierboven genoemd:
==============================================
WET van 31 juli 1930, houdende vaststelling van voorschriften omtrent openbare wegen

     WIJ WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

     Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:
     Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is voorschriften vast te stellen omtrent openbare wegen, hetgeen ingevolge artikel 190 der Grondwet bij de wet zal moeten geschieden;
     Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:


Hoofdstuk I. Algemeene bepalingen

Artikel 1

    1. Deze wet is uitsluitend van toepassing op openbare wegen.

    2. Onder wegen worden in deze wet mede verstaan:

        I. voetpaden, rijwielpaden, jaagpaden, dreven, molenwegen, kerkwegen en andere verkeersbanen voor beperkt gebruik;

        II. bruggen.

Artikel 2

Onder waterschappen worden in deze wet begrepen veenschappen en veenpolders.

Artikel 3

Onder rechthebbende wordt in deze wet verstaan de rechthebbende krachtens burgerlijk recht.

Hoofdstuk II. De openbaarheid

Artikel 4

    1. Een weg is openbaar:

        I. wanneer hij, na het tijdstip van dertig jaren vóór het in werking treden van deze wet, gedurende dertig achtereenvolgende jaren voor een ieder toegankelijk is geweest;

        II. wanneer hij, na het tijdstip van tien jaren vóór het in werking treden van deze wet, gedurende tien achtereenvolgende jaren voor een ieder toegankelijk is geweest en tevens gedurende dien tijd is onderhouden door het Rijk, eene provincie, eene gemeente of een waterschap;

        III. wanneer de rechthebbende daaraan de bestemming van openbaren weg heeft gegeven.

    2. Het onder I en II bepaalde lijdt uitzondering wanneer, loopende den termijn van dertig of van tien jaren, gedurende een tijdvak van ten minste een jaar duidelijk ter plaatse is kenbaar gemaakt, dat de weg slechts ter bede voor een ieder toegankelijk is.

    3. Dit kenbaar maken kan geschieden door het stellen van opschriften als: eigen weg, particuliere weg, private weg en soortgelijke, of door andere kenteekenen.